18 juli 2004
Hoi!
Aangezien ik nu een mooie foto van de cockpit heb kan ik mooi laten zien waar alles voor dient.
Van links naar rechts en van boven naar beneden achtereenvolgens:
Klok: kan je zien hoe laat het is, DUH!
Snelheid: in knopen, de groene band (47-128 knopen) is het gebied waarin je zonder flaps kan vliegen, de witte band daar binnen (41-85 knopen) mag je flaps gebruiken (beneden de 47 MOET je ze gebruiken want anders pl**r je naar beneden!) Het gele gebied (128-160 knopen) mag je gebruiken maar moet je voorzichtig zijn met roeruitslagen i.v.m. G-belasting. Dan is er een rode streep (zie je niet, bij 160 knopen) dit is Vne ofwel V_never_exceed, kortom de topsnelheid.
Horizon: staat een beetje scheef, komt omdat de hoofdschakelaar net af is gezet. Het ding werkt m.b.v. gyrotollen en geeft, als deze draaien, de stand van het vliegtuig t.o.v. de horizon aan.
Hoogtemeter: in voeten, met de knop linksonder kan je hem calibreren. Als je hem op QNH instelt (luchtdruk op zeeniveau) moet hij de elevation van het vliegveld aangeven (17 voet boven zeeniveau) Hier staat hij dus iets te hoog.
VOR/ILS: Hiermee kan je over een rechte lijn (een radiaal) naar een baken toevliegen. Wijst de verticale streep naar rechts dan moet je naar rechts toe, wijst hij naar links dan, je weet wel! Als het baken een ILS (instrument landing system) is kan je ook het daalpad volgen. Staat de horizontale lijn boven het midden dan zit je te laag, staat hij onder het midden dan dus te hoog. Met de knop kan je de juiste radiaal instellen. Dit instrument werkt samen met de radiobakeninstelling rechtsonder waar je frequentie van het baken instelt.
Radioinstellingen: Hier kies je waar je naar wil luisteren. Radio 1 of 2 of allebei, of naar de morsecodes van de bakens. Met de draaiknop kies je op welke radio je wilt uitzenden. Dit natuurlijk in combinatie met de apparatuur eronder.
Vacuummeter: Gyrotollen werken het best in een vacuum, vandaar dat er een vacuumpomp in het vliegtuig zit die de horizon en het gyrokompas vacuum zuigen. Op deze meter kan je zien of dat voldoende goed werkt.
Bochtaanwijzer: Geeft aan hoe lang je er over doet om een bocht van 180 graden te draaien. Staat de vleugeltip van het vliegtuigje op het streepje schuin links- of rechtsonder dan duurt het precies een minuut. (Rate One Turn)
Slipmeter: het balletje geeft aan of je een bocht 'gecoordineerd' maakt. D.w.z. dat je in een bocht niet van je stoel afschuift omdat je scheef hangt, maar netje recht kan blijven zitten (en dat de koffie in je kopje blijft en niet in je schoen)
Gyrokompas: geeft aan welke richting je opvliegt. Dient regelmatig gecalibreerd te worden met het vloeistofkompas.
Stijg/daalsnelheidsmeter: gaan we omhoog of naar beneden. 2 = 2000 voet p/min
VOR: zie VOR/ILS
Radio's: twee radio's om luchtverkeersleiding te kunnen ontvangen, andere piloten te horen en om op te kunnen zenden. 118-136 MHz.
Radiobakens tbv ILS/VOR: om VOR/ILS bakens te kunnen ontvangen. 108-117.95 MHz
Brandstof: twee tanks in de vleugel, links en rechts 19 gallon ofwel totaal 152 liter bruikbare brandstof. AVGAS 100 LL
Oliedruk en olietemperatuur: zie het handboek van je auto
Alternator: laad de accu ja of nee, is er kortsluiting of overspanning
Toerenteller: zie autohandboek. Max 2700 toeren = 180 PK.
Intercom: kan je normaal met elkaar kwekken i.p.v. tegen elkaar te krijsen
ADF: ook voor de navigatie. Wijst naar een baken toe. Je vliegt echter niet mooi over een radiaal heen zoals bij een VOR. Kortom, als je afwijkt vlieg je in een pisboog naar het baken toe. Laagfrequente signalen rond de 300-400 kHz.
ADF instellen: kan je dus de frequentie van het baken mee instellen
DME: Als een VOR of ILS is voorzien van DME (Distance Measuring Equipment) dan kan je zien hoerver je er vandaan bent. Geeft letterlijk de afstand aan, niet over de grond maar van baken naar vliegtuig. Zit je 5 mijl boven het baken dan geeft hij dus niet 0 maar 5 mijl aan. (GPS zou wel 0 aangeven)
Transponder: verkeersvliegtuigen hebben allen een unieke squawkcode die je instelt met de transponder. Wordt je dan belicht met een radarstraal dan zend het vliegtuig de code en de hoogte terug zodat de verkeersleiding kan zien wie waar en hoe hoog zit. Heb je een beetje knappe radar dan kan je ook nog zien hoe hard een vliegtuig gaat. Wij vliegen altijd met code 7000, standaard voor dit soort verkeer. Als ze willen weten (als meerdere vliegtuigen 7000 gebruiken) wie jij bent dan druk je op de identknop en dan licht je op het radarscherm extra op.
Primer: spuit brandstof direct op de inlaatklep in de motor om beter te kunnen starten. Is geen choke!
Control lock: pen door de stuurstang die voorkomt dat de ailerons en elevators gaan klapperen in de wind. Handig om voor het vliegen te verwijderen :-)
Achter de control lock zit je masterswitch (zet het elektrisch systeem aan) en de magnetoes, ofwel de ontsteking. Met een sleuteltje kan je dan de motor starten.
Achter het stuur zitten allerlei zwarte rondjes, dit zijn de circuitbreakers, een soort zekeringen.
Half achter/onder het stuur 3 witte knoppen. (er zijn er nog twee die je niet ziet) Achtereenvolgens pitotheat (Pitotbuis is een buis aan de linkervleugel die d.m.v. drukverschillen de snelheid meet), deze moet bij koud weer verwarmt worden om bevriezing te voorkomen, navlight (rood/groen op de vleugeltips en wit op de staart), beaconlight (rood knipperlicht boven op de staart), taxilight en landinglight, allebei onder de propellor op de neus.
Alternate static air: D.m.v. de staticport worden drukverschillen gemeten die hoogte en snelheid bepalen. Deze poort zit aan de buitenkant. Dit vliegtuig heeft ook zo'n poort aan de binnenkant. Als je hem om zet zie je even de stijgsnelheidsmeter bewegen.
Gashandle: naar voren is gasgeven.
Mixture: bepaald de verhouding tussen brandstof en lucht, normaal 1:14,7. Vlieg je hoog dan wordt de partiele zuurstofdruk lager waardoor de hoeveelheid brandstof ook minder moet worden, dit regel je met deze handle. Bij start en normale hoogtes tot 3000 voet moet de handle volledig ingeduwd worden. Wordt ook gebruikt om de motor te laten afslaan tijdens de shutdown.
Flaphandle: flaps worden gebruikt om het vleugeloppervlak te vergroten en de invalshoek te veranderen met als resultaat dat je langzamer kan vliegen en toch nog door de voorruit de baan kan zien. Bij het opstijgen gebruik je geen flaps tenzij de baan heel kort is (aanloop wort korter, stijgt echter ook minder hard wegens extra weerstand) of als je op een grasbaan start. Tijdens de landing gebruik je normaal gesproken full flaps (30 graden). Met minder of zelf zonder kan ook, je landt dan vlakker en sneller maar het kan wel.
Frisse lucht: knopje dicht = neus dicht :-)
Handrem : werkt net als in je auto alleen op de achterwielen (voorwiel heeft uberhaupt geen rem)
Voetenstuur: om het vliegtuig tijdens het taxien over de baan te sturen en in de lucht om het vliegtuig een gecoordineerde bocht te laten beschrijven. Voetenstuur beweegt dus het neuswiel tenzij dit uitgeveerd is, dan gaat het neuswiel in de middenstand.
Trimwiel: om het vliegtuig te trimmen (dat je alles loslaat en hij op dezelfde hoogte doorvliegt)
Microfoon: om te communiceren met ATC, werkt normaal met je headset in combinatie met knopje op het stuur (linkerstuur, linksboven)
Nog één belangrijk ding: de carburateur voorverwarming. Deze zit links van de gashandle (zie je niet) Wordt gebruikt om te voorkomen dat de carburateur bevriest bij lage toerentallen en vochtig weer. Uit tijdens de start en klim, aan bij onregelmatig lopende motor, toerentallen onder de 1800-2000 toeren.
En bovenop het midden van de cockpit is nog half het vloeistofkompas te zien.
De lichtweerkaatsende meter rechts van de radio's is trouwens een extra hoogtemeter.
Weet je ook waar je tijdens een vlucht allemaal mee te maken krijgt.
Aangezien ik nu een mooie foto van de cockpit heb kan ik mooi laten zien waar alles voor dient.
Van links naar rechts en van boven naar beneden achtereenvolgens:
Klok: kan je zien hoe laat het is, DUH!
Snelheid: in knopen, de groene band (47-128 knopen) is het gebied waarin je zonder flaps kan vliegen, de witte band daar binnen (41-85 knopen) mag je flaps gebruiken (beneden de 47 MOET je ze gebruiken want anders pl**r je naar beneden!) Het gele gebied (128-160 knopen) mag je gebruiken maar moet je voorzichtig zijn met roeruitslagen i.v.m. G-belasting. Dan is er een rode streep (zie je niet, bij 160 knopen) dit is Vne ofwel V_never_exceed, kortom de topsnelheid.
Horizon: staat een beetje scheef, komt omdat de hoofdschakelaar net af is gezet. Het ding werkt m.b.v. gyrotollen en geeft, als deze draaien, de stand van het vliegtuig t.o.v. de horizon aan.
Hoogtemeter: in voeten, met de knop linksonder kan je hem calibreren. Als je hem op QNH instelt (luchtdruk op zeeniveau) moet hij de elevation van het vliegveld aangeven (17 voet boven zeeniveau) Hier staat hij dus iets te hoog.
VOR/ILS: Hiermee kan je over een rechte lijn (een radiaal) naar een baken toevliegen. Wijst de verticale streep naar rechts dan moet je naar rechts toe, wijst hij naar links dan, je weet wel! Als het baken een ILS (instrument landing system) is kan je ook het daalpad volgen. Staat de horizontale lijn boven het midden dan zit je te laag, staat hij onder het midden dan dus te hoog. Met de knop kan je de juiste radiaal instellen. Dit instrument werkt samen met de radiobakeninstelling rechtsonder waar je frequentie van het baken instelt.
Radioinstellingen: Hier kies je waar je naar wil luisteren. Radio 1 of 2 of allebei, of naar de morsecodes van de bakens. Met de draaiknop kies je op welke radio je wilt uitzenden. Dit natuurlijk in combinatie met de apparatuur eronder.
Vacuummeter: Gyrotollen werken het best in een vacuum, vandaar dat er een vacuumpomp in het vliegtuig zit die de horizon en het gyrokompas vacuum zuigen. Op deze meter kan je zien of dat voldoende goed werkt.
Bochtaanwijzer: Geeft aan hoe lang je er over doet om een bocht van 180 graden te draaien. Staat de vleugeltip van het vliegtuigje op het streepje schuin links- of rechtsonder dan duurt het precies een minuut. (Rate One Turn)
Slipmeter: het balletje geeft aan of je een bocht 'gecoordineerd' maakt. D.w.z. dat je in een bocht niet van je stoel afschuift omdat je scheef hangt, maar netje recht kan blijven zitten (en dat de koffie in je kopje blijft en niet in je schoen)
Gyrokompas: geeft aan welke richting je opvliegt. Dient regelmatig gecalibreerd te worden met het vloeistofkompas.
Stijg/daalsnelheidsmeter: gaan we omhoog of naar beneden. 2 = 2000 voet p/min
VOR: zie VOR/ILS
Radio's: twee radio's om luchtverkeersleiding te kunnen ontvangen, andere piloten te horen en om op te kunnen zenden. 118-136 MHz.
Radiobakens tbv ILS/VOR: om VOR/ILS bakens te kunnen ontvangen. 108-117.95 MHz
Brandstof: twee tanks in de vleugel, links en rechts 19 gallon ofwel totaal 152 liter bruikbare brandstof. AVGAS 100 LL
Oliedruk en olietemperatuur: zie het handboek van je auto
Alternator: laad de accu ja of nee, is er kortsluiting of overspanning
Toerenteller: zie autohandboek. Max 2700 toeren = 180 PK.
Intercom: kan je normaal met elkaar kwekken i.p.v. tegen elkaar te krijsen
ADF: ook voor de navigatie. Wijst naar een baken toe. Je vliegt echter niet mooi over een radiaal heen zoals bij een VOR. Kortom, als je afwijkt vlieg je in een pisboog naar het baken toe. Laagfrequente signalen rond de 300-400 kHz.
ADF instellen: kan je dus de frequentie van het baken mee instellen
DME: Als een VOR of ILS is voorzien van DME (Distance Measuring Equipment) dan kan je zien hoerver je er vandaan bent. Geeft letterlijk de afstand aan, niet over de grond maar van baken naar vliegtuig. Zit je 5 mijl boven het baken dan geeft hij dus niet 0 maar 5 mijl aan. (GPS zou wel 0 aangeven)
Transponder: verkeersvliegtuigen hebben allen een unieke squawkcode die je instelt met de transponder. Wordt je dan belicht met een radarstraal dan zend het vliegtuig de code en de hoogte terug zodat de verkeersleiding kan zien wie waar en hoe hoog zit. Heb je een beetje knappe radar dan kan je ook nog zien hoe hard een vliegtuig gaat. Wij vliegen altijd met code 7000, standaard voor dit soort verkeer. Als ze willen weten (als meerdere vliegtuigen 7000 gebruiken) wie jij bent dan druk je op de identknop en dan licht je op het radarscherm extra op.
Primer: spuit brandstof direct op de inlaatklep in de motor om beter te kunnen starten. Is geen choke!
Control lock: pen door de stuurstang die voorkomt dat de ailerons en elevators gaan klapperen in de wind. Handig om voor het vliegen te verwijderen :-)
Achter de control lock zit je masterswitch (zet het elektrisch systeem aan) en de magnetoes, ofwel de ontsteking. Met een sleuteltje kan je dan de motor starten.
Achter het stuur zitten allerlei zwarte rondjes, dit zijn de circuitbreakers, een soort zekeringen.
Half achter/onder het stuur 3 witte knoppen. (er zijn er nog twee die je niet ziet) Achtereenvolgens pitotheat (Pitotbuis is een buis aan de linkervleugel die d.m.v. drukverschillen de snelheid meet), deze moet bij koud weer verwarmt worden om bevriezing te voorkomen, navlight (rood/groen op de vleugeltips en wit op de staart), beaconlight (rood knipperlicht boven op de staart), taxilight en landinglight, allebei onder de propellor op de neus.
Alternate static air: D.m.v. de staticport worden drukverschillen gemeten die hoogte en snelheid bepalen. Deze poort zit aan de buitenkant. Dit vliegtuig heeft ook zo'n poort aan de binnenkant. Als je hem om zet zie je even de stijgsnelheidsmeter bewegen.
Gashandle: naar voren is gasgeven.
Mixture: bepaald de verhouding tussen brandstof en lucht, normaal 1:14,7. Vlieg je hoog dan wordt de partiele zuurstofdruk lager waardoor de hoeveelheid brandstof ook minder moet worden, dit regel je met deze handle. Bij start en normale hoogtes tot 3000 voet moet de handle volledig ingeduwd worden. Wordt ook gebruikt om de motor te laten afslaan tijdens de shutdown.
Flaphandle: flaps worden gebruikt om het vleugeloppervlak te vergroten en de invalshoek te veranderen met als resultaat dat je langzamer kan vliegen en toch nog door de voorruit de baan kan zien. Bij het opstijgen gebruik je geen flaps tenzij de baan heel kort is (aanloop wort korter, stijgt echter ook minder hard wegens extra weerstand) of als je op een grasbaan start. Tijdens de landing gebruik je normaal gesproken full flaps (30 graden). Met minder of zelf zonder kan ook, je landt dan vlakker en sneller maar het kan wel.
Frisse lucht: knopje dicht = neus dicht :-)
Handrem : werkt net als in je auto alleen op de achterwielen (voorwiel heeft uberhaupt geen rem)
Voetenstuur: om het vliegtuig tijdens het taxien over de baan te sturen en in de lucht om het vliegtuig een gecoordineerde bocht te laten beschrijven. Voetenstuur beweegt dus het neuswiel tenzij dit uitgeveerd is, dan gaat het neuswiel in de middenstand.
Trimwiel: om het vliegtuig te trimmen (dat je alles loslaat en hij op dezelfde hoogte doorvliegt)
Microfoon: om te communiceren met ATC, werkt normaal met je headset in combinatie met knopje op het stuur (linkerstuur, linksboven)
Nog één belangrijk ding: de carburateur voorverwarming. Deze zit links van de gashandle (zie je niet) Wordt gebruikt om te voorkomen dat de carburateur bevriest bij lage toerentallen en vochtig weer. Uit tijdens de start en klim, aan bij onregelmatig lopende motor, toerentallen onder de 1800-2000 toeren.
En bovenop het midden van de cockpit is nog half het vloeistofkompas te zien.
De lichtweerkaatsende meter rechts van de radio's is trouwens een extra hoogtemeter.
Weet je ook waar je tijdens een vlucht allemaal mee te maken krijgt.
Comments:
Een reactie posten